-
1 gezellig
1 [omgang aangenaam makend] enjoyable ⇒ pleasant, sociable 〈 van persoon〉, companionable 〈 van persoon〉4 [neiging hebbend om met anderen te verkeren] social♦voorbeelden:1 een gezellige avond/babbel • a(n) pleasant/enjoyable evening/chateen gezellig mens • a sociable personeen gezellige prater • an entertaining talkereen gezellig uurtje • a pleasant/enjoyable time2 een gezellig hoekje • a snug/cosy cornereen kamer gezellig maken • make a room cosy/snug 〈 knus〉; cheer/brighten a room up 〈met bloemen/sprekende kleuren〉gezellig kletsen • chat away pleasantly -
2 kleren
1 clothes♦voorbeelden:1 andere/schone kleren aantrekken • change (into something else/clean clothes)zijn beste kleren • one's (Sunday) best〈 figuurlijk〉 dat gaat je niet in je koude/kouwe kleren zitten • a thing like that gets you/leaves its markzijn kleren aandoen • get dressed, put on one's clotheszijn kleren uittrekken • undressin zijn kleren schieten • throw/fling one's clothes onik ben sinds gisteren niet uit de kleren geweest • I haven't seen my bed since yesterday -
3 leren
leren1〈bijvoeglijk naamwoord; alleen attributief〉1 leather♦voorbeelden:————————leren21 [kundigheid, kennis verwerven (van)] learn ((how) to do)2 [doen inzien] teach♦voorbeelden:een vak leren • learn a tradedat moet je leren eten • that's an acquired tasteiemand leren kennen • get to know someoneop dat gebied kun je nog heel wat van hem leren • he can still teach you a thing or twowe kunnen van hem nog wel iets leren • we still have something to learn from himmet iets leren leven • learn to live with somethingleren lopen • learn to walkhij wil leren schaatsenrijden • he wants to learn (how) to ice-skatehij leert moeilijk/vlot • he's a slow/fast learnersommige mensen leren het nooit • some people just never learniets perfect leren (beheersen) • master somethingdoor ervaring leren • learn by experienceeen mens is nooit te oud om te leren • one is never too old to learnuit die roman leren we dat … • that novel teaches us that …van zijn ervaringen leren • learn from one's experiencesiets al doende leren • pick something up as you go alongiets van buiten/uit het hoofd leren • learn something by heart2 de ervaring leert … • experience teaches …dat zal je leren • that'll teach youik zal je leren (dat arme dier te plagen) • I'll teach you (to tease that poor animal)3 haar kinderen kunnen goed/niet leren • her children are good/no good at schoolvoor dokter leren • study to be a doctorhij heeft weinig geleerd • he's had little (formal) schoolingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [onderrichten omtrent] teach (something to someone/someone (how) to do something)♦voorbeelden:iemand leren lezen en schrijven • teach someone to read and write2 waar heb jij zo leren vloeken? • where did you pick up such swearwords?hij leert het al aardig • he's beginning to get the hang of it -
4 schip
1 [boot] ship ⇒ 〈 voornamelijk voor op zee〉 vessel, 〈 voor binnenvaart〉 barge, 〈 voornamelijk door niet-zeelui gebruikt〉 boat2 [bouwkunst] nave♦voorbeelden:een schip van 30.000 ton • a ship of 30,000 tons〈 figuurlijk〉 het zinkende schip verlaten • leave the sinking ship, cut one's losseseen schip vlot trekken • float a ship〈 figuurlijk〉 in het schip zitten • be in trouble/a mess〈 figuurlijk〉 voor een paar ton het schip in gaan • make a loss of several hundred thousand guildersop een schip varen • be a sailor, serve on a shipper schip • by ship/boat
См. также в других словарях:
flott — schnell; zügig; rapide; zeitsparend; im Nu (umgangssprachlich); im Sauseschritt (umgangssprachlich); fix (umgangssprachlich); rasant; geschwind … Universal-Lexikon
flott — flott: Das Adjektiv wurde im 17. Jh. aus der Seemannssprache ins Hochd. übernommen. Niederd. flot maken »ein Schiff fahrbereit, schwimmfähig machen« geht auf die mnd. Fügung ēn schip an vlot bringen zurück, in der das Substantiv vlot »Schwimmen … Das Herkunftswörterbuch